Nuttige collection klassen
Last updated
Last updated
Naast de generieke List
collectie, zijn er nog enkele andere nuttige generieke 'collectie-klassen' die je geregeld in je projecten kan gebruiken. We bespreken nu de Dictionary
, Queue
en Stack
-collecties.
Queue<>
collectieEen queue (uitgesproken als kjioe) stelt een "first in, first out"-lijst (FIFO) voor. Een Queue
stelt de rijen voor die we in het echte leven ook hebben wanneer we bijvoorbeeld aanschuiven aan een ticketverkoop of in de supermarkt. Met deze klasse kunnen we zo’n rij simuleren en ervoor zorgen dat steeds het eerste/oudste element in de rij als eerste wordt behandeld. Nieuwe elementen worden achteraan de rij toegevoegd.
We gebruiken onder andere volgende 2 om met een Queue
-lijst te werken:
Enqueue(T item)
: Voeg een item achteraan de lijst toe.
Dequeue()
: geeft een referentie naar het eerste element in de queue terug en verwijdert dit vervolgens.
Voorbeeld:
Dit zal op het scherm tonen:
Stack<>
collectieDaar waar een queue "first in,first out" is, is een stack "last in,first out" (LIFO). Met andere woorden het recentst toegevoegde element zal steeds vooraan staan en als eerste verwerkt worden. Je kan dit vergelijken met een stapel papieren waar je steeds bovenop een nieuw papier legt.
Ook de klasse Stack
heeft verschillende methoden, waarvan volgende 2 methoden het interessantst zijn:
Push(T item)
: plaats een nieuw element bovenop de stapel.
Pop()
: geeft het bovenste element in de stack terug en verwijdert dit vervolgens.
Voorbeeld:
Dit zal dus het volgende resultaat geven:
Dictionary<>
collectieIn een dictionary wordt ieder element voorgesteld door een sleutel (key of index) en een waarde (value).
De sleutel moet een unieke waarde zijn zodat het element kan opgevraagd worden uit de dictionary aan de hand van deze sleutel zonder dat er duplicaten zijn.
Bij de declaratie van de Dictionary
dien je op te geven wat het datatype van de key zal zijn, alsook het type van de waarde (value).
De Dictionary
-klasse emuleert dus letterlijk de werking van een woordenboek, waarbij ieder woord uniek is en een bijhorende uitleg heeft. Het woord is de sleutel, de bijhorende uitleg is de waarde.
In het volgende voorbeeld maken we een Dictionary
van klanten aan. Iedere klant heeft een unieke ID (de key is van het type int
) alsook een naam (die niet noodzakelijk uniek is en de waarde voorstelt):
Bij de declaratie van klanten
plaatsen we dus tussen de < >
twee datatypes: het eerste duidt het datatype van de key aan, het tweede dat van de values.
We kunnen een specifiek element opvragen aan de hand van de key. Stel dat we de waarde (naam) van de klant met key (id
) gelijk aan 123
willen tonen, dan schrijven we:
We kunnen nu met behulp van bijvoorbeeld een foreach
-loop alle elementen tonen. Hier kunnen we de key met de .Key
-property uitlezen en het achterliggende object of waarde met .Value
. Value
en Key
hebben daarbij ieder het type dat we hebben gedefinieerd toen we het Dictionary
-object aanmaakten, in het volgende geval is de Key
dus van het type int
en Value
van het type string
:
De key werkt dus net als de index bij gewone arrays. Alleen heeft de key nu geen relatie meer met de positie van het element in de collectie, maar is een unieke identifier van het element in kwestie.
De key kan zelfs een string
zijn en de waarde een ander type. In het volgende voorbeeld hebben we eerder een klasse Student aangemaakt. We maken nu een student aan en voegen deze toe aan de studentenLijst. Vervolgens willen we het geboortejaar van een bepaalde student tonen op het scherm en vervolgens verwijderen we deze student:
Lijn1 is zo'n typisch voorbeeld waar het gebruik van het keyword var
effectief een meerwaarde heeft. Het zorgt ervoor dat de code mooi op 1 lijn past en leesbaar blijft.